Josevanrosmalen.nl

Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia's

 

image

Ik ben opnieuw begonnen aan De tranen der acacia’s , een roman van de toen nog jonge Willem Frederik Hermans. Een man die veertig wordt reist van Zwolle naar Kampen, met de trein. Het is oorlogstijd. Hij heet Oscar Ossegal en is chemicus. Hij heeft ook nog een andere identiteit, die van de goochelaar Rollinet. Het doet me even weer denken aan De donkere kamer van Damocles, met zijn dubbelgangers. Het is filmisch geschreven, terwijl ik niet weet of het boek ooit is verfilmd. De donkere kamer is dat wel, door Fons Rademakers, met als titel Als twee druppels water.
De eigenlijke hoofdpersoon, Arthur wordt in het tweede hoofdstuk geïntroduceerd, een jonge man met een oudere zus, Carola, wonend in Amsterdam. Oscar heeft een verhouding gehad met deze Carola. Het boek speelt in het laatste deel van de tweede Wereldoorlog en de periode kort daarna. Hermans heeft deze periode als jong volwassene meegemaakt en de chaos van de oorlogsomstandigheden gezien en ervaren. Dit heeft hij in deze roman goed weten over te brengen. Arthur kampt met het gevoel dat hij afgewezen wordt en staat cynisch in de wereld. Hierin herken je trekken van de auteur die in een weinig liefdevol gezin opgroeide met een oudere zus die al jong om het leven kwam door zelfdoding dan wel moord. In dit boek pleegt Arthur een moord op een Duitser. Het lijk dumpt hij samen met zus Carola in een Amsterdamse singel. Hij vlucht naar Brussel, waar hij terechtkomt bij zijn vader en zieke stiefmoeder. Hij heeft in Amsterdam ook nog een oma die aan spiritisme doet. De roman blijft wel boeien, de oorlogsomstandigheden worden levendig beschreven. De overdaad aan gebeurtenissen draagt niet bij aan een heldere verhaallijn, de nog jeugdige en talentrijke auteur nam wel erg veel hooi op zijn vork. Een zwak punt vind ik bijvoorbeeld dat Oscar in de mist verdwijnt. Hij wordt gearresteerd maar daar stopt het verhaal. De titel van het boek vind ik heel poëtisch, die wordt pas in het laatste hoofdstuk duidelijk, na het overlijden van zijn stiefmoeder in Brussel en in een gesprek met zijn vader. De bladeren van de acacia blijven altijd groen, ze zijn het symbool van onsterfelijkheid. Die tranen zijn echt, het zijn de tranen van verdriet, van Arthur over de liefde die hij zocht en vaak niet vond. Zijn relaties met vrouwen waren vaak moeizaam, al wilde hij graag dat het anders was. Het is een tamelijk lijvig boek om te lezen, maar zeker wel de moeite waard. Wat me opvalt is dat in het boek obsessief veel wordt gerookt. Tegen het einde van de oorlog kocht je sigaretten op de zwarte markt, ze waren een belangrijk ruilmiddel. Hermans rookte zelf ook veel, ik herinner me zijn rokershoest op latere leeftijd, waardoor hij gehinderd werd. Een van zijn latere bundels heette ‘de laatste roker’.