Josevanrosmalen.nl

Hella Haasse, Dat weet ik zelf niet

 

12876927
 
In 1959 verscheen ‘dat weet ik zelf niet’ van Hella Haasse als boekenweekgeschenk. Zij is de enige auteur die maar liefst drie keer in haar lange carrière de eervolle opdracht kreeg om het boekenweekgeschenk te schrijven. Dit boek begint met een beschouwing over het begrip ‘jeugd’ en de historische ontwikkelingen daarin. Tot met de achttiende eeuw was er nog weinig sprake van een fase tussen kind zijn en volwassenheid. Als men lichamelijk volgroeid was, werd men geacht om volwassen rollen te vervullen. In meer recente tijden is er steeds meer sprake van een periode van jeugd en adolescentie. Dat komt ook tot uiting in de literatuur. Hella Haasse was zeer belezen en strooit kwistig met haar kennis van de klassieke, Franse, Duitse, Engelse, Russische en Nederlandse literatuur. In die literatuur komen kinderen en jongeren in de 19e en 20e eeuw steeds meer aan bod. Bij Rousseau, Dickens, Dostojewski, Multatuli, André Gide en later ook bij Nederlandse moderne schrijvers. Haasse gaat hierbij in op het werk van de toen nog jonge auteurs Van het Reve, Hermans, Nooteboom en Vinkenoog. Zelf heeft Haasse natuurlijk ook een klassieker op haar naam staan die ze in dit boek niet noemt, de roman Oeroeg over een Nederlandse en een Indische jongen die met elkaar bevriend waren, wier vriendschap later in vijandschap omslaat. Ik mis bij de opsomming van Nederlandse auteurs over kinderen en jongeren het werk van Theo Thijssen, waaronder ‘Kees de jongen’ en ‘de gelukkige klas’. Wellicht richtte Hella Haasse haar aandacht zich met name op literaire grootheden en hoorde Thijssen daar in haar ogen niet bij.
Het boekje met de invalshoek, jonge mensen in beeld en verhaal, biedt een aardige kapstok om de ontwikkelingen in de wereldliteratuur te analyseren, zonder daarbij al te hoogdravend te doen. Een boekenweekgeschenk wordt immers niet voor vakspecialisten geschreven, maar voor algemeen geïnteresseerden.