Josevanrosmalen.nl

Jan, Piet en Kees

 

 

Herfstbladeren hopen zich op voor de draaideur, die toegang geeft tot de hal van het kantoor. Links zit een portier achter een bureau. Naast hem staat een monitor, waarop is te zien wat er buiten gebeurt: auto’s die voorbij rijden en passerende mensen.

Zes liften zorgen voor het verkeer tussen de twintig verdiepingen; het trappenhuis is daarvoor van ondergeschikt belang. Jan, Piet en Kees werken op de twaalfde verdieping, op de afdeling P&O. De heren hebben het druk. Dinsdagochtend heeft Jan een bespreking met Kees, over een nieuw organisatieschema. Aansluitend hebben Kees en Piet van twaalf tot twee een werklunch in kantine ‘de Uitsmijter’, omdat er enige dringende zaken moeten worden geregeld. Piet en Jan bereiden ‘s middags de gezamenlijke stafbespreking voor, die de komende ochtend op de agenda staat. Kees werkt het organisatieschema uit.

 

Om kwart voor zes komt Jan thuis, na een half uur reizen met de metro, een rit die hij wezenloos ondergaat. ’s Avonds moppert hij tegen Mieke: de hele dag ben ik in touw, alles komt op mij neer, die Kees loopt er de kantjes maar vanaf, ‘die zit de hele middag achter zijn bureau en als je dan ziet wat er uit zijn vingers komt.’  ‘En Piet is een beste jongen, maar hij snapt een aantal dingen niet.’

Thuis, achter zijn bord met hutspot begint Kees tegen Toos over die andere kerels, die de godganse dag met elkaar zitten te lullen,  daar gaat het bedrijf aan kapot!

Piet kan tijdens het eten weinig hebben. De verhalen van Anna over de kat van de buurvrouw die is weggelopen wuift hij weg, ‘ik kan dat gezeur niet aan mijn kop hebben, op het werk is rustig eten er ook al niet meer bij en nou begin jij weer.’

 

Drie heren onder hoogspanning. Woensdagochtend wacht de gezamenlijke bespreking. Om negen uur zijn Jan, Piet en Kees in de kleine vergaderzaal aanwezig. Het blauwe glas filtert het bleke ochtendlicht. Jan doet de neonlamp aan. ‘Sonja Barend viel tegen, nou weer dat gezeur over die vereniging van kleine mensen, die moeten zich maar aanpassen. En dan die Marcel van Dam, met zijn zogenaamde commentaar, die man staat in Moskou op de loonlijst!’ Daar heb je Kees weer, denkt Jan, die socialistenhater; laat maar gaan, want we moeten zo vergaderen. En eigenlijk is het zelf maar een klein mannetje. Piet vult de stilte op en zegt, ‘ik ben hier toch maar mooi de grootste, bijna eenmetervijfentachtig.’ ‘Ja, een man van formaat’, vindt Jan nu, ‘laten we maar aan de slag gaan.’ Jan, Piet en Kees gaan zitten en leggen hun stofmappen en blocnotes voor zich op tafel. De afdelingssecretaresse, Els, zorgt voor de koffie. ‘Je haar laten knippen’, Els? Had je niet moeten doen! Ze vielen zo leuk voor je ogen! Geef mij maar dat wilde! Kom je over een uurtje weer? Ja, voor ons wel, hè?’ De heren vullen elkaar moeiteloos aan. Els zet de koffie neer en gaat naar de volgende deur.

 

Piet en Jan hebben de vergadering voorbereid.

 

Ingekomen stukken:

Memo van de directie, dat het nieuwe organisatieschema voor 1 december wordt verwacht.

Brief over ‘glijdende werktijden’ van de ondernemingsraad.

 

Mededelingen:

Jan vindt dat de afdeling onder zware druk staat. De coördinatietaken worden hem te veel, ‘ zij moeten meer gezamenlijk worden gedragen.’Kees heeft een informatieachterstand, daarom ‘kan hij de kar niet trekken’. Piet wil een lunchkostenvergoeding ‘als hij tijdens het eten moet werken.’ Ook komt ter tafel dat ‘Els het overzicht op de werkzaamheden heeft verloren’. Piet zal begeleidingsgesprekken met haar voeren. ‘Houd het netjes’, zegt Kees. Zak, denkt Jan.

 

De telefoon gaat op de afdeling. Els neemt op, het is Mieke, ze vraagt naar Jan. Els loopt naar de vergaderkamer, vraagt of Jan gestoord kan worden. ‘Neen, we zitten midden in de bespreking, zeg maar dat ik haar straks bel.’ ‘Kom je zo met verse koffie, moppie’, roept Kees na. ‘Vrouwen begrijpen niet dat je het druk hebt en geen tijd hebt voor kletspraatjes’. Kees begint over het organisatieschema en leest een aantal punten op die hij op papier heeft gezet. ‘Onrijp’, mompelt Piet. ‘De directie zet ons onder druk,’ voegt Jan er aan toe,’. ‘Laten Piet en ik er vanmiddag verder aan werken.’ Kees protesteert zwijgend. De heren sluiten de vergadering.

 

In de metro bedenkt Jan dat hij niet meer naar huis heeft gebeld.

Mieke heeft een wit gezicht. ‘Ellen is van de trap gevallen, de dokter is hier geweest; ze heeft een hersenschudding.’ Jan doet zijn mond open, maar er komt geen geluid uit.

 

© José van Rosmalen

 

opgenomen in bundel 'over grenzen'