Josevanrosmalen.nl

Alles blijft

 

 

Het is donker buiten. Hier in dit natuurgebied is geen straatverlichting te bekennen. De huizen zijn ver weg. Ik ben hier alleen, midden in de nacht. Ik heb een kijker bij me. Ik ga op mijn rug op de grond liggen, de aarde onder mij is warm en vochtig. De hemel is helder. Ik zie sterren, steeds meer sterren. Met mijn kijker zie ik er vele honderden. Ik zie ook nevelslierten in de hemel boven mij. De nacht staat niet stil, maar beweegt, juist nu ik hier stil lig.

Ik voel me klein en groot tegelijk. Klein ten opzichte van het licht van miljoenen jaren geleden dat ik nu zie, de onmetelijke verte die ik ervaar. Ik voel me groot, als ik denk aan de miertjes die om me heen kruipen en de nog veel kleinere beestjes die ik met mijn ogen niet kan zien. Als mens sta je er tussen in, tussen het grote en het kleine. Zowel de wereld van het hele grote als het hele kleine zijn voor ons een raadsel, we denken het liefst op onze eigen menselijke maat, vanuit ons eigen bewustzijn. Tot dat bewustzijn hoort ook het besef van eindigheid en tegelijk de behoefte aan iets groots, iets dat blijft en beklijft.

Alles in onze wereld en in het heelal blijft in een of andere vorm altijd bestaan, volgens de wet van het behoud van energie verdwijnt er zelfs geen vlieg ooit helemaal. Als levend wezen kom je uit stof en zul je tot stof weerkeren, maar uit die stof komt ook weer nieuw leven tot stand. Zo zit er in elk levend wezen wel iets van al het voorgaande leven en geef je ook iets door aan je opvolgers. We leven steeds op de schouders van onze voorouders. Ook als zij al eeuwen geleden zijn overleden, zit er iets van hen in ons.

Ik kijk opnieuw naar de sterren, in de donkere nacht. De puntjes lichten op. Ik voel iets kriebelen op mijn been, een mier zoekt zich een weg omhoog. Alles is ver weg nu, mijn werk, mijn gezin, mijn huis, ik ben hier moederziel alleen. En toch ben ik hier samen. Alles vloeit hier samen, het klopt in mijn hart, het tintelt op mijn huid, het straalt in mijn ogen, het suist in mijn oren, het vervult mijn dromen, hier en nu, het raadsel dat leven heet. Ik mag me nu even het centrum voelen van dat alles, alles om me heen, het heelal dat geeft en neemt, de wereld die mij nodig heeft en straks ook weer niet, maar ook de wereld die mij blijvend meeneemt in de golven van de tijd en de niet te bevatten afstanden. Als ik sterf, zal ik voortleven. Ik was, ik ben, ik blijf. Ik sta op en klop het zand van mijn broek, mijn broek voelt vochtig aan. Morgen ben ik thuis en doe ik hem in de wasmachine. Zo staan we weer met de benen op de grond!

 

© José van Rosmalen, 2013